Vertrouwelijkheid en verschoningsrecht in collaborative practice

Blog van: Priska Voskuil – van Dijk

 

Een belangrijke spelregel in collaborative practice is vertrouwelijkheid. Partijen dienen er op te kunnen vertrouwen dat als er geen vaststellingsovereenkomst tot stand komt, in een gerechtelijke procedure geen mededelingen zullen worden gedaan over hetgeen in de collaborative practice is besproken. Deze vertrouwelijkheid kan worden opgeheven als beide partijen het daarover eens zijn. Een advocaat kan zich daarnaast op zijn of haar wettelijk verschoningsrecht beroepen.

Artikel 7.3 en 7.6 in de deelnemersovereenkomst (model www.vvcp.nl) luiden in dit verband als volgt:

7.3   Indien de overlegscheiding eindigt zonder ondertekening van een scheidingsconvenant zullen de deelnemers in een eventuele procedure geen mededelingen doen over hetgeen in de overlegscheiding is besproken. Evenmin zijn zij gerechtigd in een procedure verslagen en andere stukken als bedoeld in artikel 7.1 aan de rechter over te leggen.

 

7.6   Indien tussen de partners geen (scheidings)convenant tot stand gekomen is in de zin van artikel 6.1 en tussen hen een procedure gevoerd wordt over de gevolgen van de scheiding en zij beiden wensen dat de vertrouwelijkheid als bedoeld in artikel 7.1 wordt opgeheven, zal het in artikel 7.3 bepaalde tussen hen niet gelden. Een bij een overlegscheiding betrokken advocaat kan zich echter te allen tijden beroepen op zijn verschoningsrecht.

 

Vanaf welk moment geldt de vertrouwelijkheid van artikel 7.3?

Deze vraag speelde een rol in een (niet gepubliceerde) uitspraak van Hof Amsterdam d.d. 29 mei 2018. Deze zaak betreft een echtscheidingszaak die aanvankelijk is gestart met een 5-gesprek. Tijdens dit 5-gesprek is gesproken over de deelnemersovereenkomst, maar deze is op dat moment niet ondertekend. Afgesproken werd (zo wordt althans vermeld in de uitspraak) om eerst de scheidingsmelding te doen en later de deelnemersovereenkomst te tekenen. De deelnemersovereenkomst is ongeveer 3 maanden na het 1e 5-gesprek getekend. De overlegscheiding heeft niet geresulteerd in een ondertekend convenant en partijen zijn gaan procederen. In de procedure roept de vrouw haar voormalig overlegscheidingsadvocaat op om te getuigen over de inhoud van een tussen haar en haar overlegscheidingsadvocaat gevoerd telefoongesprek op de dag van het 1e 5-gesprek. Tijdens het getuigenverhoor beroept de overlegscheidingsadvocaat zich op geheimhouding gelet op artikel 7.3 in de deelnemersovereenkomst en op zijn wettelijk verschoningsrecht.

Wat oordeelt het Hof?

Het hof oordeelt dat de overlegscheidingsadvocaat geen contractueel verschoningsrecht in de zin van artikel 7.3 in de deelnemersovereenkomst toekomt voor de periode van voor de datum van ondertekening van de deelnemersovereenkomst. Het hof overweegt hierbij dat in de deelnemersovereenkomst geen bepaling staat opgenomen dat de overeenkomst ook geldt ten aanzien van voor de datum van ondertekening gehouden contacten/overleggen tussen (een van) de echtelieden en de advoca(a)t(en).

T.a.v. het beroep van de advocaat op het wettelijk verschoningsrecht overweegt het hof dat volgens vaste rechtspraak de advocaat zelf kan bepalen wat onder zijn of haar verschoningsrecht valt en dat de rechter uit dien hoofde slechts een zeer krappe beoordelingsmarge heeft om te beoordelen of de advocaat terecht of onterecht een beroep op zijn of haar verschoningsrecht doet. Dit verschoningsrecht is echter niet absoluut en dient per vraag te worden beoordeeld. De advocaat dient als getuige te verschijnen en per vraag te beslissen of hij zal antwoorden of dat hij zich (opnieuw) op zijn wettelijk verschoningsrecht zal beroepen, aldus het Hof.

Conclusie

Op basis van de weergegeven feiten en omstandigheden, is de uitspraak van het Hof niet onverwacht. Contractuele vertrouwelijkheid in de zin van art. 7.3 in de deelnemersovereenkomst geldt vanaf de datum van ondertekening van de deelnemersovereenkomst. Indien voor een eerdere fase (ook) contractuele vertrouwelijkheid in de zin van art. 7.3 dient te gelden, dan dient dit uitdrukkelijk te worden overeengekomen. De advocaat kan zich altijd op zijn of haar wettelijk verschoningsrecht beroepen. Per vraag zal beoordeeld worden wat de advocaat in zijn of haar hoedanigheid als advocaat is toevertrouwd en of de advocaat zich terecht op zijn of haar verschoningsrecht kan beroepen.

 

***